MENU
PDF Opties

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

A. Inleiding

De programmarekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit begroting en
verantwoording provincies en gemeenten (BBV) daarvoor geeft. Dit is een nadere uitwerking van de financiële
verordening en ex artikel 212 van de gemeentewet. Met ingang van 1 januari 2004 trad het Besluit Begroting en
Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) in werking.
De voornaamste uitgangspunten zijn:

  • eenheid van programmabegroting- en rekening;
  • het opnemen van een balans waaruit de financiële positie van de gemeente blijkt.

Algemene grondslagen voor het opstellen van de programmarekening
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische
kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen
nominale waarden.

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden
slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden
voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen als zij voor het opmaken van de programmarekening
bekend zijn geworden.

Tijdens het voorbereiden van de jaarrekening 2019 is geconstateerd dat de post nog te betalen rekeningen jeugdzorg in de jaarrekening 2018 te laag is opgenomen. De oorzaak hiervan betreft een onjuiste interpretatie van de gegevens in het systeem van de jeugdzorg. Er had per saldo een € 1,9 miljoen hoger bedrag aan nog te betalen rekeningen opgevoerd moeten worden in de jaarrekening 2018. In het BBV hebben wij geen specifieke voorschriften gevonden inzake de wijze waarop de gemeente de geconstateerde fout over het voorgaand jaar dient te herstellen. De Commissie BBV heeft zich via de rubriek ‘vragen en antwoorden’ wel ‘uitgesproken’ over foutenherstel: niet fundamentele fouten worden niet in het voorgaande jaar boekjaar hersteld. Naar ons oordeel is er bij deze fout geen sprake van een fundamentele fout. De lasten 2018 ter hoogte van €1,9 miljoen zijn ten laste gebracht van boekjaar 2019 zonder aanpassing van vergelijkende cijfers 2018, maar wel met een uitgebreide toelichting op het programma 2. De opgenomen kosten 2018 zijn geboekt op basis van de vaststellingsovereenkomsten die in regioverband in 2018 zijn afgesloten met de grote zorgaanbieders.

De algemene uitkering is opgenomen conform de in het jaar laatst gepubliceerde acresmededeling, die is
opgenomen in de septemberciculaire van het boekjaar.

Dividendopbrengsten van deelnemingen zijn als baten verantwoord in het jaar waarin het dividend ontvangen en/of
het moment waarop het dividend betaalbaar gesteld wordt.

Met betrekking tot de eigen bijdrage die het CAK int en aan de gemeenten afdraagt, geldt op basis van de
Kadernota rechtmatigheid 2018 van de commissie BBV het volgende: gemeenten kunnen op basis van de
overzichten van het CAK wel de aantallen personen, soort en omvang van de zorgverlening beoordelen met de
eigen Wmo-administratie. Probleempunt is dat door het ontbreken van inkomensgegevens op deze overzichten, de
informatie over de eigen bijdrage ontoereikend is om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid
van de eigen bijdrage als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen voor het vaststellen van
de eigen bijdrage door het CAK, bepaalt de wetgever in feite dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid
en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dat betekent dat door de
gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen door het
niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht. De gemeente moet deze
onzekerheid in de jaarstukken noemen, ook al ligt de oorzaak elders.

Binnen het beleidsveld jeugd zijn de lasten opgenomen inzake de ‘’Segment Profiel Intensiteit Combinatie (SPIC’S)‘’. Dit betreft de lasten van de niet-duurzame Jeugdzorg. Contractueel is afgesproken dat er sprake is van een financiering van 70% van de trajectkosten bij aanvang van de zorg en 30% bij afronding van de zorg. Gezien de lasten jeugdzorg conform het BBV toegerekend moeten worden aan het betreffende jaar waarin de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, is een toerekening van deze lasten naar jaar gemaakt. Op basis van ervaringscijfers is bepaald welk deel van de voorgefinancierde zorgtrajecten toegerekend moet worden aan 2019 en welk deel 2020 betreft. Van de financieringen die plaatsgevonden hebben vanaf januari tot en met december 2019 is 71% van de trajectkosten toegerekend aan boekjaar 2019 en de overige 29% aan boekjaar 2020. De opgenomen kosten 2019 zijn gebaseerd op de via het berichtenverkeer verwerkte declaraties en aangesloten op de voorlopige productieverantwoordingen. De opgenomen kosten 2018 zijn geboekt op basis van de vaststellingsovereenkomsten die in regioverband in 2018 zijn afgesloten met de grote zorgaanbieders.

Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Door
het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende
arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter
toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt. Daarbij kunt u denken aan componenten zoals
ziektekostenpremie voor gepensioneerden, overlopende vakantiegeld- en verlofaanspraken en dergelijke.

Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening
getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de
meerjarenraming: vier jaar. Als er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (reorganisaties), moet wel een verplichting
worden gevormd.

B. Balans

1. Vaste Activa

Activa waarderen we op basis van de verkrijgingsprijs- of vervaardigingsprijs.

1.1 Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa wordt gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in vijf jaar afgeschreven. Alleen kosten van onderzoek en ontwikkeling die leiden tot een materieel vast actief mogen als immaterieel vast actief worden geactiveerd.

Bijdragen aan derden

Met ingang van de rekening 2016 vallen bijdragen aan activa in eigendom van derden onder de immateriële vaste activa in plaats van de financiële vaste activa. Bijdragen aan activa van derden zijn gewaardeerd op het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen.

1.2. Materiële vaste activa

In erfpacht uitgegeven gronden

De erfpachtgronden op de balans betreffen voornamelijk grondwaarden waarvoor een canon wordt betaald. De waarde van de afgekochte eeuwigdurende erfpachtsgronden zijn met ingang van 2005 op de registratiewaarde van € 1,00 per kavel gesteld.

Materiële vaste activa met economisch nut

Alle investeringen met economisch nut activeren we en schrijven we af. Een investering is van economisch nut als activum verhandelbaar is of wanneer we er opbrengsten mee kunnen genereren. Specifieke investeringsbijdragen van derden brengen we op de desbetreffende investering in mindering; in die gevallen schrijven we af op het saldo. Bijdrage van derden moeten in mindering (cf. art. 62 BBV) worden gebracht op de materiële vaste activa.

Materiële vaste activa met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven
Het gaat hierbij om investeringen die grotendeels worden gedaan voor begraafplaatsen, riolering of het verzamelen van huishoudelijk afval waar tegenover een heffing kan plaatsvinden.

Materiële vaste activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Met ingang van 2017 zijn de uitganspunten inzake de activering van investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut vanwege de BBV wijziging aangepast. Vanaf 2017 moeten investeringen in maatschappelijk nut worden geactiveerd. Hierop mogen alleen bijdragen van derden die direct gerelateerd zijn aan het actief in mindering worden gebracht.

Niet in exploitatie genomen gronden

De NIEGG's zijn per 2016 overgeheveld naar de MVA conform nieuwe BBV voorschriften 2016.De huidige NIEGG's die per 1 januari 2016 uit de exploitatie zijn genomen worden zonder afwaardering omgezet tegen de boekwaarde per 1 januari 2016. Deze overgangsbepaling heeft een looptijd van 4 jaar. Uiterlijk 31 december 2019 moet een toets plaatsvinden op de marktwaarde van deze gronden tegen de geldende bestemming op het moment van de marktwaardetoets. Wordt hierbij een duurzame waardevermindering vastgesteld, dan moet dat per 31 december 2019 leiden tot een afwaardering van de gronden.

Nog niet afgesloten activa

In de materiele vaste activa rekenen we verstrekte maar nog niet volledig verantwoorde investeringssubsidies mee.
Dit betreft diverse investeringsubsidies aan Spurd voor sportaccommodaties van € 8,5 miljoen. In de rekening nemen we hiervoor de rentelast. Afschrijvingen vinden hierover niet plaats.

Afschrijvingsmethoden- en termijnen

Alle materiële activa schrijven we lineair af in de verwachte gebruiksduur.

De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen in jaren:

Materiele vaste activa met economisch nut

Afschrijvings-

termijn

A. Gronden en terreinen

- Gronden en terreinen

geen

B. Gebouwen en inrichting:

- Verharding/terreininrichting

40 jaar

- Gebouwen

50 jaar

- Schoolgebouwen

40 jaar

- Inrichting / renovatie sport-, spel en schoolterrein

20 jaar

- Noodgebouwen

20 jaar

- Gebouw gebonden technische installaties

20 jaar

- Functieverbeterende verbouwingen

20 jaar

- Inrichting schoolgebouwen

20 jaar

- Inrichting gymnastiekgebouwen/sporthallen

20 jaar

- Kunststof sportveld onderlaag

20 jaar

- Kunststof sportveld gemengde activering

15 jaar

- Kunststof sportveld bovenlaag

10 jaar

C. Rioleringswerken en waterinvesteringen:

- Riolering

45 jaar

D. Inventaris, meubilair en installaties:

- Containers anders dan glas-, papier- en rolcontainers

20 jaar

- Gebouw inrichting (w.o. stoffering / meubilair)

10 jaar

- Installaties / machines en overige materiële vaste activa

10 jaar

- Glas-, papier- en rolcontainers

15 jaar

- Speeltoestellen

15 jaar

- ICT software

6 jaar

- ICT hardware

4 jaar

E. Transportmiddelen:

- Bijzondere voertuigen

15 jaar

- Zware voertuigen (tractors, veegauto's, vrachtwagens)

10 jaar

- Lichte voertuigen en bijbehorende apparaten

8 jaar

- Maaimachines

6 jaar

Materiele vaste activa met maatschappelijk nut

Afschrijvings-

termijn

F. Wegen en straten:

- Asfalt (wegen)

25 jaar

- Elementen (wegen)

30 jaar

- Rotondes

25 jaar

G. Bruggen en overige grote kunstwerken:

- Stalen/beweegbare-/stenen bruggen/kunstwerken

50 jaar

- Houten bruggen

25 jaar

- Composiet bruggen

75 jaar

- Betonnen bruggen / tunnels / viaducten

75 jaar

H. Waterbeheer

- Dijken en kades

40 jaar

- Stedelijk waterplan

45 jaar

- Oeverbeschoeiing

20 jaar

- Composiet beschoeiing

30 jaar

- Kademuren / metselwerk / beton / stalen- en kunststof damwanden

50 jaar

I. Openbare verlichting en verkeersinstallaties

- Verkeerslichten en lantaarnpalen

25 jaar

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 activeren we niet. Een uitzondering vormen gronden en terreinen; deze activeren we altijd.

Moment van eerste jaar afschrijving

Als ingangsdatum van de afschrijving geldt het jaar volgend op het jaar ná oplevering c.q. vervaardiging. Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) schrijven we in principe niet af.

Levensduurverlengende investeringen

Dit betreft uitgaven voor groot onderhoud, zoals vervanging van (delen van) daken, dakbedekking, elektrische installaties, vloeren en dergelijke. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • kosten van klein onderhoud komen in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie;
  • kosten van groot onderhoud komen ten laste van een hiervoor gevormde voorziening (op basis van een actueel beheerplan);
  • levensduurverlengende investeringen activeren we en schrijven deze af (eventueel via de componentenbenadering).

1.3. Financiële vaste activa

Participaties

Participaties in het aandelenkapitaal zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen.
De gemeente Purmerend heeft de volgende participaties:

a. Bank Nederlandse gemeenten: 7.020 aandelen van € 2,50 ofwel € 17.550;

b. Alliander N.V.:Het aantal aandelen Alliander N.V. bedraagt 302.719. Deze zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van € 6.466;

c. Stadsverwarming Purmerend B.V. is een 100% deelneming:In de waardering in 2011 hielden we, vanuit het voorzichtigheidsbeginsel, rekening met exploitatieverliezen sinds de oprichting van de BV. Op de agio is € 4,397 miljoen afgeboekt. In 2012 hebben we dit gecorrigeerd met € 20.000, zodat de totale afboeking € 4,417 miljoen bedraagt;
d. NV Huisvuilcentrale Alkmaar N-H (HVC):In 2011 zijn 102 aandelen tegen € 45,45 per aandeel in HVC verworven. Het totale aandelenbelang bedraagt € 4.635,90. Als aandeelhouder kan de gemeente de dienstverlening van HVC gebruiken. Deze dienstverlening bestaat, naast de verwerking van reststoffen, uit advisering. De baten en lasten van de dienstverlening verantwoorden we in de afzonderlijke programma's. De deelneming zelf verantwoorden we in de algemene dekkingsmiddelen. Onderdeel van het aandeelhouderschap is de garantstelling voor leningen die zijn aangetrokken voor de afvalinzameling en verwerking. Voor deze garantstelling ontvangen we 1% risicoprovisie.

Verstrekte langlopende geldleningen

De verstrekte langlopende geldleningen zijn opgenomen tegen nominale waarde, verminderd met de ontvangen aflossingen. Onder deze balanspost per 31 december 2019 zijn voornamelijk opgenomen: de verstrekte geldleningen aan woningcorporaties en de hypotheekverstrekkingen aan gemeentepersoneel.

2. Vlottende Activa

2.1. Voorraden

De overige grond- en hulpstoffen (magazijnvoorraden) zijn gewaardeerd tegen vaste verrekenprijzen die gebaseerd zijn op de gemiddelde betaalde inkoopprijs.

De verantwoording van de grondexploitatie verloopt via de exploitatie, als onderdeel van programma 7 Ruimtelijke ordening. Jaarlijks staan in de rekening van baten en lasten zowel de werkelijke lasten van het bouwrijp maken als de werkelijke verkopen. Het (positieve dan wel negatieve) saldo daarvan is de mutatie onderhanden werk (OHW).

De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs,
dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die we rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen toerekenen (zoals grondaankopen, plankosten en kosten van bouw- en woonrijp maken), evenals een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten. Als rekening wordt gehouden met lagere marktwaarde, dan brengen we dit niet in mindering op de boekwaarde, maar nemen dit op in een zogenaamde verliesvoorziening(met ingang van 2014). De verliesvoorziening dekt het eventuele verschil af. We waarderen niet af, omdat het later weer opwaarderen in de voorschriften niet mag. Hiervan kan wel sprake zijn als gevolg van marktontwikkelingen en een goedkopere planuitvoering en betere uitvoering.

Winsten uit de grondexploitatie worden alleen genomen als die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden (realisatieprincipe). Voor de winstneming geldt de percentage of completion methode; voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst genomen.
De verantwoording van de grondexploitatie verloopt via de exploitatie, als onderdeel van programma 7 Ruimtelijke ordening. Bij deze methode worden jaarlijks in de programmarekening van baten en lasten zowel de werkelijke lasten van het bouwrijp maken als de werkelijke verkopen getoond. Het (positieve dan wel negatieve) saldo daarvan is de mutatie onderhanden werk (OHW). Daarnaast komt de post voorraden terug in de paragraaf grondbeleid.
Een voorziening voor verwachte verliezen in de grondexploitaties en gebiedsontwikkelingen wordt gepresenteerd onder de posten 'niet in exploitatie genomen bouwgronden' en 'bouwgronden in exploitatie'.

2.2. Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar

De vorderingen waarderen we tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. 

2.3.en 2.4. Liquide middelen en overlopende activa

Deze activa nemen we op tegen nominale waarde. De liquide middelen hebben we opgenomen volgens de laatste dagafschriften van 2019. Eventuele negatieve banksaldi bij een bank is binnen Purmerend verantwoord onder de vlottende passiva.

3. Vaste Passiva

3.1. Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit reserves en het saldo van de rekening van baten en lasten. De waardering vindt
plaats tegen nominale waarden. We onderscheiden de reserves in een algemene reserve, egalisatiereserves en bestemmingsreserves.

De algemene reserve dient als algemeen financieel weerstandsvermogen waarbij we, volgens de notitie reserves en voorzieningen, minimaal een bedrag van € 15 miljoen aanhouden. De algemene reserve is tot stand gekomen dankzij (batige) saldi. De algemene reserve ontwikkelt zich in 2019 positief en staat ultimo 2019 op € 24,0 miljoen (na resultaat bestemming).

Er is sprake van een bestemmingsreserve zodra we, via een afzonderlijk raadsbesluit, voor een bepaald doel een reserve instellen.

3.2. Voorzieningen

Voorzieningen waarderen we op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. Ze zijn getroffen voor op de balansdatum bestaande risico's, verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs in te schatten. Daarnaast zijn onderhouds-/egalisatievoorzieningen getroffen ter gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren en mede gebaseerd op meerjarige onderhoudsplannen.

Kosten die we in een volgend begrotingsjaar maken maar waarvan de oorsprong wel (mede) ligt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar. De getroffen voorzieningen voorzien in de dekking van deze kosten voor zover deze niet op een andere wijze al zijn afgedekt in de meerjarenbegroting.

3.3. Vaste schulden

Vaste schulden waarderen we tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

4. Vlottende Passiva

De vlottende passiva waarderen we tegen de nominale waarde. Onder de overlopende passiva hebben we de meerjarige uitkeringen opgenomen. Deze uitkeringen zijn beklemd door de voorwaarden die een geldgever stelt (bv. rijksbijdrage, subsidie). De hoogte van de opgenomen bedragen is overeenkomstig de door de geldgevers verstrekte subsidies en/of bijdragen. Eventuele negatieve banksaldi bij een bank is binnen Purmerend verantwoord onder de vlottende passiva en niet onder de liquide middelen.

5. Gewaarborgde geldleningen en garantstellingen.

Voor zover leningen door de gemeente zijn gewaarborgd, is buiten telling het totaalbedrag geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. In de toelichting op de balans staat meer informatie.

Gebeurtenissen na balansdatum

Eind februari 2020 is Nederland getroffen door het COVID-19 (Corona) virus. Het Corona virus heeft geen financiële gevolgen voor de jaarrekening 2019, maar wel voor naar verwachting veel beleidsterreinen van onze begroting 2020 en mogelijk voor de jaren daarna. Hoe groot de financiële impact zal zijn is op dit moment onmogelijk te bepalen. Onduidelijk is op dit moment wat de gevolgen van het Corona virus zijn op de begrote baten en lasten per programma. We monitoren onze risico’s en die van onze partners voortdurend. De gemeente loopt geen risico ten aanzien van de continuïteit. We bewaken onze liquiditeitspositie goed en nemen zo nodig maatregelen om onze taken gedurende deze crisis zo goed mogelijk te blijven uitvoeren.